Het besluit om spaarders op Cyprus direct te laten meebetalen aan de internationale steunoperatie om het land te redden, stuit op veel kritiek. Maar echte alternatieven hadden de andere eurolanden en het Internationaal Monetair Fonds niet.

Sinds 2008 was er bij alle onzekerheid die de kredietcrisis bracht één ding waar spaarders in eurolanden zeker van konden zijn. Spaartegoeden tot honderdduizend euro waren veilig, als banken zouden omvallen, zo spraken de ministers van Financiën destijds af.

Maar afgelopen weekend werd ook die zekerheid aan het wankelen gebracht. Het besluit van de eurolanden en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) om het noodlijdende Cyprus bij te staan met een lening van 10 miljard euro, maakte een eind aan de absolute zekerheid voor spaarders.

Cyprus moet namelijk een eigen bijdrage van bijna 6 miljard euro leveren aan het steunpakket. Die bijdrage komt in de vorm van een eenmalige heffing bij spaarders op Cyprus. Dat lijkt een principiële breuk met eerdere Europese afspraken om spaarders buiten schot te houden.

Plan is om spaarders op Cyprus met tegoeden tot 100 duizend euro eenmalig voor 6,75 procent aan te slaan, en tegoeden daarboven eenmalig voor 9,9 procent.

Tal van commentatoren, waaronder kredietbeoordelaar Moody's, stellen dat de eurolanden hiermee een gevaarlijk precedent scheppen. Het signaal dat
wordt afgeven, is immers dat spaarders niet in alle gevallen veilig zijn als de nood aan de man is.

Spaardersheffing Cyprus

De keuze van de ministers van Financiën van de eurolanden, onder leiding van Jeroen Dijsselbloem, en het IMF om ook spaarders met tegoeden onder de 100 duizend euro aan te slaan op Cyprus, verdient inderdaad geen schoonheidsprijs.

Uit een reconstructie van de onderhandelingen van zakenkrant The
Wall Street Journal
blijkt dat er afgelopen weekend ook andere opties op tafel lagen, zoals een hogere heffing op spaartegoeden boven de 100 duizend euro bij de twee grote probleembanken van Cyprus, Laiki en Bank of Cyprus.

De bredere heffing op spaartegoeden onder de 100 duizend euro treft ook kleinere spaarders en schept hernieuwde onrust in de eurozone, zoals maandagochtend ook bleek uit de negatieve reacties op effectenbeurzen.

Maandag meldden internationale media al wel dat de Cypriotische regering, die nog steun moet
krijgen voor de spaardersheffing in het parlement, zou overwegen spaartegoeden tot een ton maar voor 3 procent aan te slaan, en tegoeden daarboven bovendien voor 12,5 procent.

Enige relativering is ook op z'n plaats. Want zelfs als de eenmalige heffing onder de 100 duizend euro 6,75 procent blijft, is die wel pijnlijk maar niet draconisch.

Een blik op spaarrentes bij de twee grote banken Laiki en Bank of Cyprus, leert bijvoorbeeld dat de spaartarieven op Cyprus, waar ook veel Russisch geld staat geparkeerd, zeer hoog zijn. Voor eenjarige deposito's bieden beide banken al rentes van 3,5 tot 4,5 procent. Bij dergelijke tarieven is de pijn van de spaardersheffing binnen anderhalf jaar goed gemaakt.

Daarbij komt dat het belastingregime op Cyprus relatief mild is. Niet het spaargeld maar de rente-inkomsten zelf zijn via een speciale contributie belast tegen 15 procent. Voor inkomen tot 60 duizend euro geldt een maximaal tarief van 30 procent. Het toptarief voor de inkomstenbelasting is 35 procent.

Cyprus: lastig te plukken

Bedacht moet ook worden dat er afgelopen weekend weinig alternatieven waren voor de Europese beleidsmakers.

Cyprus is in de knel gekomen door problemen van de veel te grote financiële sector. Het land van 876 duizend inwoners met een economie die in 2011 een omvang van nog geen 18 miljard euro had, moest de buffers van zijn twee grootste banken - Laiki en Bank of Cyprus - met zo'n 10 miljard euro aanvullen.

Dit terwijl de staatsschuld afgelopen jaar al op 86,5 procent van het bruto binnenlands product (bbp) lag en redding van de banken door de overheid de Cypriotische staatsschuld naar 140 procent van het bbp zou opdrijven.

Financiële ruimte scheppen door af te schrijven op de staatsschuld, zoals in Griekenland is gebeurd, was in het geval van Cyprus lastig. Een groot deel van de staatsschuld is bezit van bovengenoemde probleembanken, of uitgegeven onder Brits recht. In het laatste geval zou Cyprus bij afboeking op de schuld geconfronteerd worden met jarenlange juridische procedures.

Enige alternatief was om de grote Cypriotische banken te laten omvallen. Volgens de Wall Street Journal dreigde de Europese Centrale Bank afgelopen weekend in dat geval geen noodsteun meer te verlenen aan het bankensysteem op Cyprus. In de praktijk zou dit geleid hebben tot een exit uit de eurozone.

De spaardersheffing was de enige tussenoplossing om Cyprus snel te laten meebetalen. Elektronische spaartegoeden konden dit weekend meteen al geblokkeerd konden worden. Bij andere vormen van belastingheffing zou de kans op ontduiking veel groter zijn.

De eurolanden en het IMF hadden, gelet op de zorgen over corruptie en witwaspraktijken, geen zin om eenzijdig over de brug te komen met 10 miljard euro steun voor Cyprus. De zes miljard die Cyprus zelf bijlapt, is ook broodnodig voor het terugdringen van de staatsschuld en het begrotingstekort.

Besmettingsgevaar Spanje Italië?

Het risico dat Europese beleidsmakers voor lief nemen, is dat spaarders in bijvoorbeeld Spanje en Italië onrustig worden, gelet op het Cypriotische precedent.

Tegelijk is de kans zeer klein dat bij andere zwakke eurolanden een dergelijke aanpak wordt gekozen.

Om te beginnen: op Cyprus staat in totaal naar schatting zo'n 70 miljard euro aan spaartegoeden uit - ongeveer twee keer het spaargeld van SNS Reaal.

Als deze week pakweg de helft van het spaargeld bij de Cypriotische banken wegvloeit, is het nog relatief eenvoudig voor de ECB en de Cypriotische centrale bank om dat gat met liquiditeitssteun tijdelijk op te vullen.

In het geval van Spanje en Italë zal de ECB het risico van een bankrun nooit willen nemen. Spanje kan bogen op pakweg 933 miljard euro aan depositogelden en voor Italië gaat het om ruim 1.000 miljard euro. Dat zijn bedragen die ook de ECB niet zomaar kan ophoesten.

Daarnaast zijn de mogelijkheden voor Spanje en Italië om op andere manieren een 'crisisheffing' door te voeren veel groter dan bij Cyprus. Mario Monti bewees afgelopen jaar al, dat de Italiaanse fiscus bij Ferrari-eigenaren met een mager salarisje prima extra geld kan ophalen. En Spanje kan altijd nog verder snijden in de pensioenen.

Kortom, Cyprus vormt vooralsnog een geval apart. Aan minister Dijsselbloem en zijn collega's de taak dat ook glashelder te maken: de Cypriotische spaardersheffing moet een geval zijn van eens en niet weer.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl